Van degenen uit het vmbo-t die doorstromen naar de havo haalt bijna 65 procent het diploma. Dat percentage is vrij stabiel in de afgelopen jaren. Ter vergelijking: van de leerlingen die uit havo-3 komen, behaalt ruim tachtig procent zijn havo-diploma.

Het verschil in slagingskansen van vmbo-gediplomeerden op de havo heeft te maken met de programmatische aansluiting tussen vmbo en de havo, en de uitdagingen die vmbo-leerlingen ervaren bij de overgang naar een andere pedagogisch-didactische benadering. Leerlingen en scholen benoemen het hogere tempo, de zwaardere eisen aan zelfstandigheid en planningsvaardigheden als struikelblokken. Docenten hanteren vaak een meer leerstofgerichte aanpak in plaats van leerlinggericht. Het effect van de samenstelling van docententeams op de slagingskansen is onbekend. Er is wel vastgesteld dat het gemiddelde eindexamencijfer in het vmbo een duidelijk verband heeft met de kans op het behalen van een havo-diploma. Vmbo-leerlingen met hogere eindcijfers slagen vaker en sneller. Leerlingen uit scholengemeenschappen presteren over het algemeen beter dan die uit categorale mavo’s of vmbo-scholen. De samenstelling van docententeams is niet bekend, maar de onderwijskwaliteit speelt een rol. Vmbo’ers hebben de laagste kans op een havo-diploma op scholen met ondergemiddelde resultaten en de hoogste kans op scholen met bovengemiddelde resultaten voor havisten. Dit geldt met name voor vmbo’ers met lagere gemiddelde eindcijfers, die gevoelig lijken voor de schoolomgeving.

hoger tempo

zelfstandigheid

planningsvaardigheden

Cijfers doorstroom en slagingspercentage havo

Jaarlijks maken ongeveer 8.000 Nederlandse leerlingen de overstap van het vmbo naar de havo, wat in het schooljaar 2020-2021 neerkwam op ruim vijftien procent van het totaal (Bron: OCW in Cijfers van OCW, DUO en CBS). Het fenomeen van stapelen naar de havo manifesteert zich vrijwel evenveel bij jongens als bij meisjes.
Opvallend is dat in Amsterdam het percentage stapelaars van vmbo-t naar de havo met ruim twintig procent aanzienlijk hoger ligt dan het landelijke gemiddelde. In termen van slagingspercentages vertoont de havo een lager cijfer in vergelijking met het vmbo en het vwo. Jaarlijks slaagt ongeveer zeven procent niet voor het eindexamen havo, terwijl dit percentage tussen de drie en vier procent ligt voor het vmbo en gemiddeld vijf procent voor het vwo. Deze cijfers blijven al enkele jaren stabiel. Het is echter niet duidelijk of het hoge slagingspercentage op de havo te wijten is aan de instroom vanuit het vmbo.

Moeilijke vakken

Er zijn een paar specifieke vakken waar oud-vmbo’ers op de havo problemen mee ondervinden. Vooral wiskunde wordt vaak als lastig omschreven. Dit komt vooral doordat het lesprogramma van dit vak op het vmbo wezenlijk anders is dan in de onderbouw van de havo. Leerlingen die van het vmbo komen hebben daarom bepaalde vakinhoudelijke onderdelen gewoon niet gehad. Veel scholen bieden daarom specifiek voor wiskunde een overbruggingsmodule aan. Overstappers kunnen deze lessen volgen direct na hun vmbo-eindexamen of aan het begin van havo 4. Dit verschilt per school.

is de kans dat ik na VMBO blijf zitten in 4 havo groter dan wanneer je van havo 3 komt?

Ja, waarschijnlijk zal jij het als leering van het vmbo wat lastiger hebben dan de havo leerlinge, maar voor leerlingen die na hun vmbo-diploma doorstromen naar de havo, gelden wel dezelfde regels voor zittenblijven in havo 4 als voor alle andere leerlingen. Het principe van gelijke behandeling staat voorop, waardoor de school geen strengere regels mag opleggen aan deze doorstromers.